Oliepastel is op scholen een veelgebruikt tekenmateriaal. De bekende doosjes met 24 kleuren proberen ze daar de eerste weken compleet te houden waarna de krijtjes al snel knappen, wit opraakt en de rest verdwijnt in een grote plastic bak die met enige regelmaat op tafel staat. Toch blijft het een dankbaar materiaal; heldere diepe kleuren, mogelijkheid tot harde en zachte overgangen, en een manier van werken die dicht tegen schilderen aan ligt.
1. Ingrediënten
Oliepastel is er in veel verschillende maten en kwaliteiten. De bekendste merken hebben een naam hoog te houden en zullen kiezen voor duurdere samenstellingen. Een goed krijtje staat garant voor een sterke kleurafgifte. Er kan in lagen gewerkt worden, de viscositeit is redelijk constant (door de tijd heen en bij wisselende temperaturen) en de pigmenten zijn lichtecht. Het mag duidelijk zijn dat de goedkope fabrikanten
juist hier op bezuinigen. De harde ‘waskrijtjes’ die door het gebrek aan olie officieel geen oliepastels zijn, zou je kunnen zien als de basis met aan de top de ‘artist oilbars’, die van hoge kwaliteit zijn.
2. HOUDBAARHEID
Een probleem van de oliepastels is de keuze van de drager. Werk je op papier, dan zal de olie zich na verloop van tijd verplaatsen richting het droge papier en dit aantasten. Dat is dan ook de reden dat kunstenaars in het verleden het oliepastel vooral gebruikten voor het maken van studies. Wil je blijvende
kunstwerken maken, dan is het zeker zaak je materialen goed te kiezen en misschien zelfs minder gebruikelijke keuzes te maken. Denk bijvoorbeeld aan een tekening op een met gesso geprepareerd papier.
Auteur: ERIC SCHUTTE
Lees het hele artikel in Atelier # 208 | september/oktober 2020