Deze zomer ben ik op fietsvakantie geweest en fietste ik een rondje Nederland. Onderweg heb ik foto’s en schetsen gemaakt van de landschappen die aan me voorbijtrokken.
Deze dienen nu ter inspiratie voor het schilderij dat ik voor deze instructie gemaakt heb. Ik had echt Hollands zomerweer met veel wind, wat regen en wat zon.
Deze elementen gaan een grote rol spelen in het schilderij. Maar hoe schilder je nou de wind? En hoe zorg je voor een zonnig tafereel?
1. Nattigheid
Begin met veel waterverdund medium (één deel medium, vier delen water) en maak de lucht blauw en het andere deel in groentinten. Spetter ook wat geel, oranje en rood. Dit zijn straks bloemetjes. Leg je doek op tafel zodat niet ineens alle verf eraf loopt. Je bent nu als het ware aan het aquarelleren. Laat de verf lekker vloeien, experimenteer en schilder met een grote spalter.
Spetter met een afwasborstel water en verf, schilder met je handen of met een oude lap, niks is te gek in dit stadium. Het hoeft nog niet echt ergens op te gaan lijken, je mag lekker kliederen. Door de verf te sturen met je vingers of penselen kun je wel de wind alvast weergeven.
2. De bomen en het bos
Laat je ondergrond een paar dagen drogen tot het niet meer plakt. Ondertussen kun je nadenken over hoe je verder gaat met je schilderij.
Je begint in deze fase de horizon en andere belangrijke elementen zoals de grote boom, het slootje en het pad, schetsmatig te plaatsen. Dit is je ompositie. Zet het heel dun op zodat het net zichtbaar is. Zo kun je later nog dingen verplaatsen of groter of kleiner maken als dat nodig is.
Auteur: MARGOT MAASKANT
Lees het hele artikel in Atelier # 209 | november/december 2020